Dit is onze analyse.
Bij een bewoonde lijfrente worden de lasten verdeeld tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar. De meeste contracten voorzien de volgende verdeling, hoewel deze lijst niet volledig is:
De lijfrentenier (vruchtgebruiker) neemt alle herstellingen met betrekking tot het vruchtgebruik voor zijn rekening. Dit omvat gewoonlijk het gros van de onderhoudsherstellingen, onder meer:
- alle uitgaven voor de werking en het genot van het gebouw;
- herstellingen die als onderhoud worden beschouwd (in tegenstelling tot de ‘grove herstellingen’ ten laste van de blote eigenaar, zoals hierna uitgelegd);
- schilderwerken, ook aan de buitenkant;
- vernissen;
- herstellingen van de vloerbedekkingen, plafonds, trappen, vegen en herstellen van de schoorstenen;
- overpleisteren, ook van buitenmuren;
- onderhoud, herstelling en vervanging van het verwarmingssysteem;
- de lift aan de regels aanpassen
en de renteplichtige (blote eigenaar) staat in voor de grove herstellingen, zoals bepaald in artikel 606 van het Burgerlijk Wetboek en de herstellingen die aanvaard worden door de rechtspraak.
Artikel 606 bepaalt: “Grove herstellingen zijn die van zware muren en van gewelven, de vernieuwing van balken en van gehele daken; eveneens de vernieuwing van dijken en van steun- en afsluitingsmuren in hun geheel. Alle andere herstellingen zijn herstellingen tot onderhoud. ”
De vervanging van de lift is voor rekening van de blote eigenaar.
Hoe zit dat met de vervanging van de verwarmingsketel? Wel, als die bij de verkoop versleten is en de verkoper nog jong is (rond de zeventig), dan zijn de kosten voor de verkoper omdat hij toch het meest zal profiteren van het gebruik van de nieuwe ketel. Als de verkoper heel oud is, ligt de situatie anders. Dan zal de koper volgens ons het meest profijt halen uit de nieuwe installatie en zijn de kosten dan ook voor zijn rekening.
Dit alles kan onderling afgesproken worden door de partijen.
Le législateur a eu la bonne idée de remanier le Code Civil qui date de 1804 (avec une fameuse couche de poussière) – et notamment au niveau de la répartition des travaux entre usufruitier et nu-propriétaire.
De wetgever heeft het goede idee gehad om het Burgerlijk Wetboek, dat dateert van 1804 (en onder een flinke stoflaag zit) aan te passen en dan vooral met betrekking tot de verdeling van de werkzaamheden tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar.
De grove werkzaamheden waar we het eerder al over hadden worden verdeeld volgens artikel 745 van het Burgerlijk Wetboek dat de waarde van het vruchtgebruik bepaalt op basis van elke leeftijd. Opgelet, deze tabel wordt jaarlijks herzien (in juli) op basis van de rentevoet voor obligaties die wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Bijvoorbeeld: als een verkoper van 70 jaar een vruchtgebruik heeft dat 30% waard is, moet hij 30% bijdragen aan de kosten van de grove werkzaamheden en moet de blote eigenaar 70% bijdragen. Omdat het vruchtgebruik daalt met de leeftijd, bedraagt deze verdeling op zijn 80e ongeveer 20-80%. (Deze verdeling wordt opgesteld op het ogenblik dat de grove werkzaamheden worden uitgevoerd).
Naar onze mening is deze formule meer evenwichtig en logisch dan het oude systeem waarbij de kostprijs van de grote werkzaamheden volledig voor rekening was van de blote eigenaar.
Trevi Lijfrente staat u bij tijdens het volledige lijfrentecontract en wij kunnen u kosteloos helpen bij de discussies die eventueel kunnen ontstaan tussen de partijen na het afsluiten van het contract.
Advies nodig?
TREVI LIJFRENTE